Tijdlijn

Overzicht Europese beslissingen


Oktober 2017

De studie van de Europese Parlementaire Onderzoeksdienst over EU-zomertijdregelingen uit hoofde van Richtlijn 2000/84 / EG, hebben geen sluitend resultaat opgeleverd, maar in plaats daarvan wordt er gewezen op het bestaan van negatieve effecten op de menselijke gezondheid.


8 Februari 2018

Een EU-voorstel over tijdwisselingsregelingen (stopzetting van seizoenswisselingen in de tijd; Richtlijn 2000/84 / EG) wordt aangenomen door het Europees Parlement: 384 stemmen voor, 153 tegen en 12 onthoudingen.


4 juli - 16 augustus 2018

De Commissie lanceert een online openbare raadpleging over de zomertijdregelingen in de EU. Deze raadpleging leverde 4,6 miljoen reacties op, het hoogste aantal dat ooit is ontvangen tijdens een openbare raadpleging die door de Commissie werd georganiseerd, waarvan 99% van burgers.

Reactie:

Van de 4,6 miljoen antwoorden zijn er 70 % afkomstig uit Duitsland, 8,6% uit Frankrijk en 6% uit Oostenrijk, met meer dan 1% van de antwoorden waren afkomstig uit Polen, Spanje, Tsjechië, België, Finland en Zweden. Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg lieten de hoogste responspercentages zien in vergelijking met de omvang van de bevolking.

Resultaat:

Qua resultaten gaf de meerderheid van alle respondenten (76%) aan een negatieve ervaring te hebben met de halfjaarlijkse schakelklok, 84% was voor afschaffing ervan, terwijl 16% voor handhaving was. De enige lidstaten waar een kleine meerderheid voor handhaving van het bestaande systeem was, zijn Griekenland en Cyprus, terwijl in Malta de antwoorden bijna even verdeeld waren. De belangrijkste redenen voor degenen die de tweejaarlijkse schakelklok wilden afschaffen, waren de menselijke gezondheid (43%) en energiebesparing (20%).

Echter:

De Commissie benadrukt zelf dat ondanks de burgers erg betrokken zijn, de openbare raadpleging geen representatieve enquête is, maar dat het resultaat ervan moet worden bekeken in de context van het bredere beleidsdebat over de toekomst van de EU-zomertijdregelingen.


12 september 2018

De Europese Commissie heeft een voorstel aangenomen om de wisselingen in de Unie stop te zetten.


Eind oktober 2018

Tijdens de informele bijeenkomst van de EU-ministers van Vervoer, in Graz, Oostenrijk, sprak een meerderheid van de lidstaten hun steun uit voor het beëindigen van seizoenswisselingen. Om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van de lidstaten, stelt de Oostenrijkse minister van Transport, die de vergaderingen van de Raad voorzit, voor om de lidstaten meer tijd te geven - tot 2021 - om de bestaande regelingen te beëindigen; om een coördinator te benoemen, die belast is met harmonisatie en coördinatie; en om een vrijwaringsclausule in te voeren om de Commissie in staat te stellen een nieuwe richtlijn in te dienen ingeval zich onvoorziene problemen voordoen.
Hij legt ook de idee van een "safeguard clause" op tafel. Dit houdt in dat de Europese Commissie mag ingrijpen wanneer de onderhandelingen dreigen mis te lopen. Bijvoorbeeld wanneer er toch een lapwerk van verschillende tijdzones zou ontstaan. Hofer hoopt dat over deze maatregelen een finale beslissing valt op de ministerraad in december.


26 maart 2019

Het Europees Parlement keurde het voorstel van de Commissie goed om de klokwisselingen van de zomertijd twee keer per jaar af te schaffen, maar er moet een behoorlijke effectbeoordeling worden uitgevoerd voordat dit kan: 415 stemmen voor en 192 stemmen tegen.

  • De lidstaten zelf moeten beslissen of ze een permanent zomeruur of standaard uur wensen.
  • Men wenst op gecoördineerde wijze een einde te maken aan de seizoensgebonden klokwisselingsregelingen, om de goede werking van de interne markt te waarborgen.
  • De grootste angst is een ‘lappendeken’ van tijdzones binnen de EU.

Vanaf 31 maart 2019

Volgens het voorstel zou de laatste wijziging van de zomertijd, overeenkomstig de huidige Richtlijn 2000/84 / EG, plaatsvinden. Na die datum zouden de lidstaten de mogelijkheid hebben, om nog een (laatste) seizoenwijziging door te voeren naar hun standaardtijd op zondag 27 oktober 2019.

België steunt de afschaffing, al wil de regering wel eerst nog een niet-bindende bevraging organiseren over de keuze tussen de zomer- of de wintertijd. Ons land wil zich alvast engageren om dezelfde keuze te maken als Nederland en Luxemburg, zodat er al minstens binnen de Benelux geen tijdsverschillen ontstaan. Zowel België als Nederland en Luxemburg hebben laten weten dat ze het voorstel steunen om de afschaffing uit te stellen.


Tussen 9 en 17 augustus 2019

Voormalig eerste minister Charles Michel organiseerde deze bevraging bij een panel van 2.000 burgers, representatief voor de Belgische bevolking. Zij moesten een twintigtal vragen beantwoorden en kregen de mogelijkheid om voor en na het lezen van een lijst van voor- en nadelen voor elk voorgesteld alternatief te stemmen. Uit de resultaten blijkt dat 83 % van de Belgen af wil van het systeem van winter- en zomertijd. Als ze moeten kiezen tussen winter- en zomertijd, is er een lichte voorkeur voor de wintertijd. 50 % van de mensen die geantwoord hebben, staan achter de wintertijd, 45 % koos voor zomertijd.

Vooral de Vlamingen hebben een iets grotere voorkeur voor de wintertijd: 52 % van de Vlamingen koos voor de wintertijd, tegenover 47 % van de Walen en 51 % van de Brusselaars. 49 % van de Walen kiest toch liever altijd zomertijd, tegenover 43 % van de Vlamingen en 42 %van de Brusselaars. Volgens de FOD Kanselarij zijn de resultaten van de opiniepeiling één van de elementen, waarop België zich zal baseren bij een uiteindelijke beslissing.

In Nederland is de peiling een initiatief van de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren. Naar aanleiding van de oproep van de Europese Commissie om de wissel van winter- naar zomertijd (en vice versa) af te schaffen, wou zij weten hoe de Nederlandse bevolking over de kwestie dacht. Ruim 1.800 Nederlanders hebben aan de peiling deelgenomen. 41 % van hen wil heel het jaar door wintertijd. 27 % kiest voor zomertijd. 24 % wil de klok blijven verzetten zoals het nu gebeurt.


9 December 2019

De meeste lidstaten hebben nog geen standpunt ingenomen en willen eerst meer onderzoek doen.

De aanvankelijke deadline was vastgesteld op april 2020, om het in maart 2021 van kracht te laten worden. De huidige Covid19- pandemie heeft ook hierop invloed gehad. Het besluit is uitgesteld tot maart 2021, door middel van de verlengingsclausule in het voorstel.

Dit betekent ook dat het voorstel pas in maart 2022 in werking zou treden. Desgevraagd antwoordden de Ministeries van de lidstaten dat ze meer impactanalyses van de EU verwachten. Er is op dit moment geen nieuwe informatie op de EU informatiesites.